Wat is de betekenis van rauzen?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

rauzen

1) (1906) (ook: rausjen) (Barg.) stelen; roven; achteroverdrukken. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Voor „stelen" is er een staalkaart van jargon. Als vertegenwoordigers: „in de k(r)uif pikken"; „in de kaart loeren"; „rausen"; „interneeren"; „achter over drukken"; „matsen"; &bdq...

2024-04-29
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

rauzen

wild tekeergaan, vechten In 1911 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. J.H. Speenhoff schreef in 1918, in een gedicht getiteld ‘Een owejer over tien jaar’: Vroeger heette ze: ‘De kromme’, Over tien jaar: ‘Grootmama’. Liezebet,...

2024-04-29
Jargon & Slang van Havenarbeiders

Marc de Coster (2017)

Rauzen

Rauzen - stelen, gappen. Buiten het havenmilieu ook gebruikt in de zin van wild tekeergaan en ter aanduiding van ruw seksueel gedrag. De schrijfwijze rausjen duikt ook wel op.

2024-04-29
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

rauzen

rauzen: erg hard en woest rijden; gassen, kachelen, sjezen.

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Rauzen

wild tekeer gaan (Barg.); vechten (Barg.)

2024-04-29
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

rauzen

rauzen - liefde bedrijven; eigenlijk ‘vechten’ (zie ald.). Ik ga met der aan het rauze... en proef dat al der haartjes aan mekaar geklit zitten, CREMER 203 [1967].

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Rauzen

(Barg.) te keer gaan, lawaai schoppen

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rauzen

(rausde, heeft gerausd), (Barg., volkst.) 1. wild te keer gaan, drukte maken, lawaai schoppen: het was reeds de tweede nacht, die ze zonder rust of slaap rauzend hadden doorgebanjerd; 2. vechten : een rauzen en knokken, dat je de vuisten hoorde bonken; 3. snel en woest rijden; 4. ruw spelen.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

rauzen

(rausde, heeft gerausd), (gemeenz.) 1. wild tekeer gaan; 2. vechten; 3. snel en woest rijden; 4. ruw spelen; 5. achteroverdrukken, gappen (m.n. bij havenarbeiders).