Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

rauzen

betekenis & definitie

wild tekeergaan, vechten

In 1911 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis.

J.H. Speenhoff schreef in 1918, in een gedicht getiteld ‘Een owejer over tien jaar’:
Vroeger heette ze: ‘De kromme’,
Over tien jaar: ‘Grootmama’.
Liezebet, de oudste dochter,
Die een maand gezeten had,
Wegens rauzen met een diender,

Tuft dan haastig door de stad.

• In dezelfde buurten met de slaapsteden, de danshuizen, kroegen en knipjes heeft hij omgezworven, of maar stilletjes zitten kijken, nachten aaneen, en verdekt krabbels gemaakt onder ’t dolle rauzen, de broeiige gezelligheid, en al dat vaak triestige, weerzinwekkende om hem heen. ¶ M.J. Brusse, Van af- tot aanmonsteren (1911), p. vi
• ‘Hij en de niesses waren met de granders aan ’t rouse bij de nachtspies.’ ¶ Piet Bakker, Kidnap (1952), p. 57. De schrijver verklaart de betekenis (‘vechten’) in een woordenlijst.