Praktizeren
[OFr. practiser, van MLat. practicare] praktijk uitoefenen, spec. van advocaat of arts; zijn kerkelijke plichten waarnemen.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[OFr. practiser, van MLat. practicare] praktijk uitoefenen, spec. van advocaat of arts; zijn kerkelijke plichten waarnemen.
Van Dale Uitgevers (1950)
vpraktizeerde, heeft gepraktizeerd), (<OFr.), 1. als advocaat, notaris, arts de praktijk uitoefenen : hij praktizeert sinds jaren ; — het teg. deelw. als bn.: een praktizerend geneesheer; 2. (R.-K.) zijn kerkelijke plichten vervullen: een praktizerend Katholiek.
Jozef Verschueren (1930)
(prakti'ze:rən) (praktizeerde, heeft gepraktizeerd) 1. de praktijk uitoefenen : een -d advokaat. Tgst. rustend. 2. als geneesheer behandelen : over iemand -. 3. Kat. zijn godsdienstplichten vervullen : hij praktizeert niet meer.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(praktizeerde, heeft gepraktizeerd), 1. als advocaat, notaris, arts een praktijk uitoefenen: hij praktizeert niet meer; het tegenwoordig deelw. als bn.: eenpraktizerend arts; 2. zijn kerkelijke plichten vervullen: een praktizerend katholiek.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: