Wat is de betekenis van Practisch?

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Practisch

adj., praktysk.

2025-07-16
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

practisch

uitoefenend, werkdadig, op de uitoefening gegrond ; doelmatig, voordeel, gemak of baat gevend in de toepassing op het dagelijks leven.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

practisch

bn., bw. (op de practijk gegrond; gemakkelijk en doelmatig): een practische inrichting; een practisch plan; practisch te werk gaan; men zegge niet (angl.) practisch vrij van bacteriën, maar feitelijk.

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

practisch

→praktisch.

2025-07-16
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

practisch

practisch - werkdadig; die zich weet te redden; op de gemakkelijkste manier iets tot stand weet te brengen; van dadelijk nut; voordeelig; toepasselijk.

2025-07-16
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Practisch

op de praktijk gegrond, doelmatig.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Practisch

Practisch - bn. bw. doelmatig: practisch te werk gaan; een practisch mensch, die doelmatig te werk gaat, die let op de eischen des levens; — practische kennis, practische vaardigheid, die in het dagelijksche leven bruikbaar is, veel nut geeft; — practisch onderwijzen, daarbij letten op de eischen van het werkdadige leven; — hij...