Wat is de betekenis van Postuur (2)?

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Postuur (2)

Postuur (2) - o. (...turen), gestalte, houding: gemakkelijk, vrij, ongedwongen van postuur; — zich in postuur zetten, eene ongewone houding aannemen (om het een of ander te doen, te beginnen); —zij heeft een fraai postuur, eene fraaie leest, zij is schoon van vormen. POSTUURTJE, o. (-s).