pitstop
(zelfstandig naamwoord) [alg.] pleisterplaats; plaspauze - Bij een puzzeltocht met de auto wordt er steevast een pleisterplaats opgenomen voor een hapje en een drankje. - Na zes uur fietsen, was ik wel toe aan een plaspauze. [sport] sleutelstop - Na negen ronden begon het te regenen en moesten de gladde banden eraf. Tijd voor een sleutelstop.