Wat is de betekenis van Pipo?

2025-07-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

pipo

1) (1970+) (inf.) snoeshaan, kerel. Vooral in de verbinding 'een rare pipo'. Naar het gelijknamige televisiepersonage uit de kinderserie 'Pipo de Clown' (1958-1980). • Ze gaven me de heilige verzekering dat die verwachte telg, indien het een 'pipo' werd, naar mij vernoemd zou worden... (Ben Borgart: Fontana. 1988) • Aan wie is dit nu bes...

2025-07-17
Theater

Gedigitaliseerd Ensie (2015)

Pipo

Pipo. Vz KW schijnwerper* met convex-lens en verstelbare lichtbundel.

2025-07-17
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Pipo

(vaak voorafgegaan door rare) snoeshaan, kerel. Ze gaven me de heilige verzekering dat die verwachte telg, indien het een ‘pipo’ werd, naar mij vernoemd zou worden. (Ben Borgart, Fontana, 1988) Aan wie is dit nu besteed? Aan die rare pipo’s die zich ook wel fans noemen, denk ik. (Oor, 08/02/1992) Die pipo die de hoofdrol speelt...

2025-07-17
Marc De Coster

Marc de Coster (2007)

Pipo

Pipo - theaterterm voor ½ kW schijnwerper met convexe lens en verstelbare lichtbundel.

2025-07-17
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Pipo

Pipo - slang voor ‘snoeshaan, kerel’. Vooral in de verbinding een rare pipo. Ze gaven me de heilige verzekering dat die verwachte telg, indien het een ‘pipo’ werd, naar mij vernoemd zou worden... Ben Borgart: Fontana, 1988 Mensen zijn rare pipo’s, weet je, die in de ogen van een vechthond maar al te vaak op de verkeerde manier de aandacht op zich...

2025-07-17
Woordenboek Turks-Nederlands

MEHMET KIRIŞ (2024)