pingel
1) (1926) (voetb.) strafschop. Syn.: pennel*; pineut*. • Vijf-zesmaal ingezet belet opeenhooping voor doel succes. Als eindelijk Ban Lip het terrein heeft gezuiverd begint onmiddellijk een pingel-partij. (Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 04/10/1926) • Nederland is weer aanstonds in den aanval een hoekschop van Nederland l...