Wat is de betekenis van pikeren?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

pikeren

(17e eeuw, vero.) (inf.) geslachtsgemeenschappen hebben met een vrouw. Betekent eigenlijk: prikken, steken. Een pikeerplaats' of 'pekeer-plaats' is een plaats waar allerlei seksuele uitspattingen plaatsvinden. • Doe raekte ik 't hele bruytje quyt; So dat ik niet meer kan pikeeren; Daerom, gelieft myte excuseeren, (De vol-geestige werken van Sa...

2024-04-29
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Pikeren

[Fr. piquer = prikken, pikken] ww 1 met kleine steken vastzetten, doornaaien, stikken; 2 prikkelen, steken, krenken; gepikeerd, gekrenkt, geraakt in zijn trots; 3 (cul.) a korte reepjes lardeerspek in de oppervlakte van mager vlees steken met een spec. naald; b kruidnagels i...

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Pikeren

prikkelen; met kleine steekjes naaien; aanstrepen; kleine plantjes uitzetten; (iemand) boos maken; beledigen

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Pikeren

prikkelen, krenken

2024-04-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Pikeren

Het verspenen van éénjarige zaailingen in Boskoop. Dit kan in het vroege voorjaar plaatsvinden, maar ook in Juni-Juli, nadat de planten hun eerste schot gemaakt hebben, zoals bij Rhododendron en Azalea. In dit geval worden de plantjes na het pluizen (= sorteren) in de bak gepikeerd, in andere gevallen op het vrije veld.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pikeren

(pikeerde, heeft gepikeerd), (<Fr.), 1. (naaist.) met kleine steekjes stikken, doornaaien: het pikeren van revers bij jassen; 2. (in kantoorboeken enz.) de posten met een streepje aanstippen; 3. prikkelen, boeien: een romannetje dat haar pikeert; 4. iem. boos maken, b.v. door stekelige opmerkingen: gepikeerd zijn, zich bel...

2024-04-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Pikeren

(1), vakterm van kleermakers voor naaien van ene stof op andere met kleine steken; (2) verspenen van plantjes.

2024-04-29
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

pikeren

1 uitzetten i. e. tuinbed (plantjes); 2 fig. ste- ken, prikkelen, krenken; 3 toestellen (v. d. drukvorm).

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pikeren

gepikeerd (Fr. piquer: steken; stikken, doornaaien; zie p i q u é; op kantoren enz.: gecontroleerde posten met een streepje aanschrappen, aftekenen; fig. z. g e p i k e e r d).