Peuteren
Peuteren - studeren. Syn.: blokken, hengsten, pezen, vossen, poeren. Eng. to bone, to crack the hooks, to dig, to hit the hooks. Fr. bûcher, potasser, piocher, chiader, marner, creuser. Du. Bildung melken, büffeln, ochsen, eseln, schanzen.
Marc De Coster (2017)
Peuteren - studeren. Syn.: blokken, hengsten, pezen, vossen, poeren. Eng. to bone, to crack the hooks, to dig, to hit the hooks. Fr. bûcher, potasser, piocher, chiader, marner, creuser. Du. Bildung melken, büffeln, ochsen, eseln, schanzen.
Muiswerk Educatief (2017)
peuteren - regelmatig werkwoord uitspraak: peu-te-ren 1. met je vingers of iets anders ergens in wroeten ♢ hij zat natuurlijk weer in zijn neus te peuteren Regelmatig werkwoord: peu-te-ren ik peuter ...
J. van Donselaar (1936)
(peuterde, heeft gepeuterd), (ook.) opzettelijk langzaam eten, teuten. - Etym.: AN p. heeft geheel andere bet., echter AN peuzelen = o.m. (langzaam en) met smaak eten. Syn. peteren.
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., poatterje, poarje, poanne, puonne, plûzje, fimelje; ergens aan —, earne oan om tize, tiizje, tiezje.
Van Dale Uitgevers (1950)
(peuterde, heeft gepeuterd), 1. met de vinger of een spits voorwerp wroeten, insteken om iets uit te halen: in de neus peuteren; in de tanden peuteren; een band uit de knoop peuteren; aan iets peuteren, er aan doende zijn met de vingers of kleine werktuigen; 2. knutselen, knoeien, allerlei verbeteringen aan iets aanbreng...
M. J. Koenen's (1937)
peuterde, h. gepeuterd (1 met de vinger of met een puntig voorwerp wroeten; ook in ’t alg. futselen, wroeten, morrelen; 2 aan iets knutselen, er allerlei kleine verbeteringen aanbrengen; ook: prutsen, zonder veel uit te richten aan iets arbeiden; fijn en geestdodend werk verrichten): 1 in de neus peuteren, pulken; 2 ik zit de hele dag te peut...
Jozef Verschueren (1930)
(‘peutərən) (peuterde, heeft gepeuterd) [msch. ~ poten, (in de grond) steken] 1. steken, wroeten : met zijn vinger in de neus, in de tanden-. 2. futselen, morrelen : wat zit die jongen daar te -? aan iets -, ook Fig. roeren, tornen. 3. kleine verbeteringen toebrengen : aan een tijdschriftartikel zitten -, 4.nutteloos bezig zijn : hij kan ni...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(peuterde, heeft gepeuterd), 1. met de vinger of een spits voorwerp wroeten, herhaaldelijk steken in, vooral om iets eruit te halen: in zijn neus peuteren; futselen, morrelen om iets gedaan te krijgen: een band uit de knoop peuteren; aan iets peuteren, met de vingers of kleine werktuigen; 2. knutselen, prutsen, allerlei verbeteringen aan iets aanb...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: