Pectĕn
tĭnis, m. kam. | overdr., weverskam, kaarde, vand. meton. = weefkunst, liet weven; hark; de samenvouwing (der handen), digiti pectine iuncti, Ov.; citerpen, meton. = lied, alterno pectine, in een elegisch lied (waarin hexameters en pentameters elkaar afwisselen), Ov.; kammossel.