Wat is de betekenis van Pausdom?

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Pausdom

o., 1. pauselijke waardigheid; 2. regeringstijd van een paus : het pausdom van Pius IX duurde twee en dertig jaar; 3. (litt.t.) de Rooms-Katholieke Kerk; het Rooms-Katholieke geloof.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

pausdom

o. (1 het Rooms-Katholicisme; 2 het gezag, de waardigheid, de regering van den paus): 1. ietwat vero. ten bate van het pausdom; 2. het pausdom te Rome; het tweede jaar van zijn pausdom.

2024-04-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Pausdom

→ Paus.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

pausdom

('pouzdom) o. I. Eig. pauselijke waardigheid, pauselijk gezag : het is aan de bisschoppelijke stoel van Rome gehecht. II. Metn. 1. regering, regeringstijd van een paus : in het zesde jaar van zijn. Syn. pausschap. 2. Katolieke Kerk die onder het gezag staat van de paus, katoliek geloof: het afzweren.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

pausdom

o., 1. pauselijke waardigheid; 2. regeringstijd van een paus, pausschap: het van Pius IX duurde 32 jaar.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Pausdom

Pausdom - o. pausschap; de instelling, de regeering, het gezag van den paus.

2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten