Pappenheimer
[eig.: soldaat van de veldheer Pappenheim in de 30-jarige oorlog]: zijn pappenheimers kennen, zijn volgelingen, zijn volkje kennen.
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[eig.: soldaat van de veldheer Pappenheim in de 30-jarige oorlog]: zijn pappenheimers kennen, zijn volgelingen, zijn volkje kennen.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), eig., soldaat van generaal Pappenheim, veldheer der keizerlijke troepen in de dertigjarige oorlog; — (zegsw.) hij kent zijn pappenheimers wel (Schiller, Wallenstein 3,15), hij kent zijn volkje, zijn volgelingen goed.
Jacon Kramers Jz (1948)
(D.) m. hij kent zijn ~s, hij kent zijn luidjes, hij weet welk vlees hij in de kuip heeft.
M. J. Koenen's (1937)
m. Pappenheimers (soldaat van generaal Pappenheim, veldheer der keizerlijke troepen in de 30-jarige oorlog): zegsw. ik ken mijn Pappenheimers, ik ken mijn luitjes, ik weet, welk vlees ik in de kuip heb.
Jozef Verschueren (1930)
('pappənheimər) m. (-s) 1. soldaat van generaal Pappenheim, een veldheer van de keizerlijken in de Dertigjarige Oorlog. 2. pappenheimer Uitbr. volgeling, alleen in de uitdrukking: zijn -s kennen, zijn luitjes, helpers kennen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: