J. van Donselaar (1936)
(de, -ken), overtoom of overhaal, d.i. een voorziening die het mogelijk maakt een boot over een dam van het ene water naar het andere te slepen. Aan de nieuwe betonnen overtrek zal nog het een en ander moeten worden verbeterd, waardoor beschadiging van de boten tot een minimum wordt beperkt (DWT 1-4-1981). -Etym.: AN o. =watoveriets anders heengetr...
Fa. A.J. Osinga (1952)
s., oertrek(sel) (it); (van bed) bêd-, bultsek; (van peluw), pelsek; (van kussen), sloop (it).
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-ken), wat over iets heen getrokken is als bekleedsel of om het te beschermen, tijk, hoes : het overtrek van een bed ; een paraplu met een nieuw overtrek, met nieuwe stof overtrokken.
M. J. Koenen's (1937)
o. -trekken (wat over iets heen getrokken is: zijden, linnen enz. overkleedsel): het overtrek van een peluw, van een bed.
Jozef Verschueren (1930)
('o:vər) m. (-ken) 1. Kaartsp. trek, slag die men maakt boven die, welke nodig zijn om te winnen. 2.ook o. wat over iets heengetrokken is, overkleedsel: een fluwelen, linnen, trijpen, zijden -; het van een beddekussen, van een → paraplu; -ken voor helmen, hoeden, mutsen.
J.H. van Dale (1898)
Overtrek - o. (-ken), wat over iets heengetrokken is, zak : het overtrek van een bed; eene paraplu met een nieuw overtrek, met nieuwe stof overtrokken. OVERTREKJE, o. (-s).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
