Wat is de betekenis van overmoed?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Overmoed

m., 1. hoogmoed, trotsheid, laatdunkendheid, verwaandheid ; 2. gewelddadigheid: mijn rijk is een -prooi van d’overmoed der Moren (Tollens); 3. roekeloosheid, vermetelheid : de overmoed der jeugd; — buitensporig drieste stemming.

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

overmoed

overmoed - zelfstandig naamwoord uitspraak: o-ver-moed 1. grote durf, omdat je je heel sterk voelt ♢ alleen met jeugdige overmoed durf je zo'n avontuur aan Zelfstandig naamwoord: o-ver-moed de overmoed

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Overmoed

s., oermoed, oerdwealskens.

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

overmoed

m. (laatdunkendheid; zelf overschatting; buitensporige drieste stemming; vermetelheid, roekeloosheid).

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

overmoed

('o:ver) m. I. Eig. 1. Algm. te hoge dunk van zichzelf, zelfoverschatting, verwaandheid : een taal vol -. 2. Ong. laatdunkendheid, verwatenheid : niets ontziende in zijn -. II. Metn. 1. vermetele, drieste stemming ; dat zal ik doen, riep hij boordevol van -. 2. vermetel, driest optreden : vol jeugdige -, nam hij het werk op zich.

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Overmoed

Overmoed m. roekeloosheid, vermetelheid: in jeugdigen overmoed; trotschheid, opgeblazenheid: vol overmoed blikte hij rond.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)