Wat is de betekenis van opvouwen?

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opvouwen

opvouwen - regelmatig werkwoord uitspraak: op-vou-wen 1. een of meer keer dubbelslaan ♢ ik heb de gewassen handdoeken opgevouwen Regelmatig werkwoord: op-vou-wen ik vouw op (... ik opvouw) ...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opvouwen

v., opteare, -fâldzje, yn fâlden lizze.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opvouwen

(vouwde op, heeft opgevouwen), 1. een of meerdere malen dichtvouwen, toeslaan : een servet, de courant opvouwen; 2. (Zuidn.) aan iets een einde maken : wij zullen voor vandaag het werk maar opvouwen ; het is er mee opgevouwen, het is er mee uit.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opvouwen

vouwde op, h. opgevouwen (iets een of meerdere malen dichtvouwen, toeslaan): de zakdoek netjes opvouwen; scherts, zich opvouwen, naar bed gaan; Z.-N. die zaak is opgevouwen, opgedoekt.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opvouwen

('op) (vouwde op, heeft opgevouwen) een of meerdere malen dichtvouwen, toeslaan: linnen, een krant -.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opvouwen

(vouwde op, heeft opgevouwen), één of meermalen dichtvouwen, toeslaan; een servet opvouwen.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Opvouwen

Opvouwen - (vouwde op, heeft opgevouwen), netjes toevouwen (inz. linnengoed); de courant opvouwen; — (Zuidn.) aan iets een einde maken : wij zullen voor vandaag het werk maar opvouwen, het niet verder afmaken; het is er mede opgevouwen, het is er mede uit (met zijne gezondheid, zijn fortuin enz.).