opvouwen
opvouwen - regelmatig werkwoord uitspraak: op-vou-wen 1. een of meer keer dubbelslaan ♢ ik heb de gewassen handdoeken opgevouwen Regelmatig werkwoord: op-vou-wen ik vouw op (... ik opvouw) ...
Muiswerk Educatief (2017)
opvouwen - regelmatig werkwoord uitspraak: op-vou-wen 1. een of meer keer dubbelslaan ♢ ik heb de gewassen handdoeken opgevouwen Regelmatig werkwoord: op-vou-wen ik vouw op (... ik opvouw) ...
Van Dale Uitgevers (1950)
(vouwde op, heeft opgevouwen), 1. een of meerdere malen dichtvouwen, toeslaan : een servet, de courant opvouwen; 2. (Zuidn.) aan iets een einde maken : wij zullen voor vandaag het werk maar opvouwen ; het is er mee opgevouwen, het is er mee uit.
M. J. Koenen's (1937)
vouwde op, h. opgevouwen (iets een of meerdere malen dichtvouwen, toeslaan): de zakdoek netjes opvouwen; scherts, zich opvouwen, naar bed gaan; Z.-N. die zaak is opgevouwen, opgedoekt.
Jozef Verschueren (1930)
('op) (vouwde op, heeft opgevouwen) een of meerdere malen dichtvouwen, toeslaan: linnen, een krant -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(vouwde op, heeft opgevouwen), één of meermalen dichtvouwen, toeslaan; een servet opvouwen.
J.H. van Dale (1898)
Opvouwen - (vouwde op, heeft opgevouwen), netjes toevouwen (inz. linnengoed); de courant opvouwen; — (Zuidn.) aan iets een einde maken : wij zullen voor vandaag het werk maar opvouwen, het niet verder afmaken; het is er mede opgevouwen, het is er mede uit (met zijne gezondheid, zijn fortuin enz.).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: