Wat is de betekenis van opstrijken?

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opstrijken

opstrijken - onregelmatig werkwoord uitspraak: op-strij-ken 1. het krijgen en houden ♢ Daan heeft het geld van die voorstelling opgestreken Onregelmatig werkwoord: op-strij-ken ik strijk op (... ik opstrijk)...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opstrijken

v., opstrike; (geld), opstekke.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opstrijken

(streek op, heeft opgestreken), 1. opwaarts, naar de hoogte strijken : de haren opstrijken; 2. (veroud.) een zeil opstrijken, hijsen ; (thans nog) met een opgestreken zeil naar iem. toekomen, opgewonden, boos op iem. afkomen ; 3. (onoverg.) (van de strijkstok van een viool) strijkende omhoog gaan : het opstrijken geschiedt meestal op de zwakke ma...

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opstrijken

streek op, h. opgestreken (1 in de hoogte strijken; 2 opnieuw, glad strijken; 3 naar zich toe strijken): 1. het haar opstrijken, zijn knevel opstrijken; 2. een zakdoek opstrijken, een zijden hoed opstrijken; 3. geld, de winst opstrijken, ontvangen; nog: zegsw. zie zeil.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opstrijken

('op) (streek op, heeft opgestreken) 1. in de hoogte strijken: met opgestreken mouwen; het haar naar achteren -. 2. Veroud. optrekken, hijsen. ➝ zeil. 3. naar zich toehalen en op zak steken: geld, de winst -. 4. door strijken in orde brengen: een hoed-; zijn verwarde haren -. 5. met een strijkijzer in orde brengen: een japon -. 6. erop str...

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opstrijken

(streek op, heeft opgestreken), 1. opwaarts, naar de hoogte strijken: de snor opstrijken; 2. een zeil opstrijken, hijsen; (thans nog) met opgestreken zeilen naar iemand toekomen, opgewonden, boos op iemand afkomen; 3. naar zich toe strijken: centen opstrijken; (bij uitbreiding) ontvangen: ik doe het werk en hij strijkt de winst op; 4. met een st...

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Opstrijken

Opstrijken - (streek op, heeft opgestreken), opwaarts, naar de hoogte strijken: de haren opstrijken; — (veroud.) een zeil opstrijken, hijschen; (thans nog) met een opgestreken zeil naar iem. toekomen, opgewonden, boos op iem. afkomen; — opnieuw strijken, gladstrijken: linnengoed, eene japon opstrijken; zijden hoeden opstrijken; &mdash...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)