oplazer
(1897) (inf.) harde klap, stomp. 'Iemand een oplazer geven (verkopen)'. • Iemand een oplazer verkoopen (geven). (G.J. Boekenoogen: De Zaansche volkstaal. 1897) • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • Hei je gezien, hoe ie die ene roje heb gevloerd? Dat was een suffisante oplazer. (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951) &bul...