Wat is de betekenis van opheffing?

2025-04-21
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opheffing

v. (-en), 1. het omhoogheffen; — (R.-K.) bij de mis, het omhoogheffen van de hostie en de kelk tijdens de consecratie ; 2. (nat.) het oprijzen van delen van de aardkorst; 3. (w. g.) het brengen in een betere toestand: de opheffing der industrie; 4. het afschaffen, doen ophouden: de opheffing der Jezuïetenorde; — he...

2025-04-21
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opheffing

opheffing - zelfstandig naamwoord uitspraak: op-hef-fing 1. het laten beëindigen ♢ na opheffing van de stichting zocht de voorzitter een andere baan Zelfstandig naamwoord: op-hef-fing de opheffing Synonie...

2025-04-21
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Opheffing

(eleva’tie), het oogenblik in de H. Mis, waarop de priester de geconsacreerde → gedaanten van brood en wijn aan de geloovigen toont.

2025-04-21
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Opheffing

(liturgisch), → Elevatie.

2025-04-21
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opheffing

v. (-en), 1. het omhoogheffen of opgeheven worden, elevatie; 2. het afschaffen, doen ophouden: de opheffing van een invoerrecht; het opgeheven-worden, sluiting: de opheffing van het faillissement; wegens van de zaak; 3. (geologie) beweging van een deel van de aardkorst met een overheersend verticale component, waarbij dat deel relatief hoger komt...

2025-04-21
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Opheffing

Opheffing v. (-en), (in al de beteekenissen bij het ww. aangegoven); (ook) rijzing (van land).