opbellen
opbellen - regelmatig werkwoord uitspraak: op-bel-len 1. door de telefoon met iemand praten ♢ kan ik hier opbellen? Regelmatig werkwoord: op-bel-len ik bel op (... ik opbel) jij/u...
Muiswerk Educatief (2017)
opbellen - regelmatig werkwoord uitspraak: op-bel-len 1. door de telefoon met iemand praten ♢ kan ik hier opbellen? Regelmatig werkwoord: op-bel-len ik bel op (... ik opbel) jij/u...
Van Dale Uitgevers (1950)
(belde op, heeft opgebeld), 1. wakker bellen, gedurende de nacht of ’s morgens zeer vroeg aanbellen; 2. door bellen iem. aan de telefoon roepen om met hem te spreken, vand. telefoneren (met): ik zal je nog wel even opbellen; mag ik even opbellen?
M. J. Koenen's (1937)
belde op, h. opgebeld (wakker bellen in de nacht of ‘s morgens vroeg; met de bel het signaal geven, dat men iem. per telefoon spreken wil): een dokter iem. opbellen.
Jozef Verschueren (1930)
(‘ob) (belde op, heeft opgebeld) 1. wakker bellen : dokters worden vaak ’s nachts opgebeld. 2. door bellen aan de telefoon roepen om te spreken: iemand -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(belde op, heeft opgebeld), door bellen iemand aan de telefoon roepen, vandaar telefoneren (met): mag ik even opbellen?
J.H. van Dale (1898)
Opbellen (belde op, heeft opgebeld), wakker bellen, gedurende den nacht of ’s morgens zeer vroeg aanbellen: zich laten opbellen; dokters worden vaak ’s nachts opgebeld; — door bellen iem. aan de telephoon roepen om met hem te spreken: iem. opbellen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: