Op (de) schobberdebonk loopen (of zijn)
D.w.z. klaploopen, 16de eeuw op schimmelrijden; ook in het oostfri.: up schubbe (of schubber) debunkutgan, hungrig, gierig u. schmarotzend umherziehen, um irgendwo einen Knochen od. Rest von Fleisch u. sonstigen Speisen zu erhaschen (Ten Doornk. Koolman III, 151 b). ‘Op de schobberdebonk loopen’ wil ze...