Wat is de betekenis van Oostenrijker?

2024-03-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Oostenrijker

iemand uit Oostenrijk. iemand met de Oostenrijkse nationaliteit; iemand die behoort tot het Oostenrijkse volk; iemand die afkomstig is uit Oostenrijk; inwoner van Oostenrijk. Voorbeelden: Hij had een bloedhekel aan Oostenrijkers die in zijn ogen allemaal walsenkoningen en noedelvreters waren. Louis Ferron, Het overspelige gras, 20...

2024-03-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Oostenrijker

1) (1953) (Barg.) rijk, vrijgevig persoon, die makkelijk te plukken valt; onnozele hals. • Hautain tegenover het gappend geboefte, de slampamperige luiwammesen, de lefgoosers, heel de Bargoense wereld, die Querido zo fel in het leven heeft gezet: de ezeltjes piepers of ladelichters, de heitjes bejeitsers of kwartjesvinders, de trage en vadsige...

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Oostenrijker

Oostenrijker - Zelfstandignaamwoord 1. (demoniem) een inwoner van Oostenrijk of persoon die de Oostenrijkse nationaliteit bezit Ik zie weinig Oostenrijkers op de autosnelweg. Woordherkomst Afleiding van Oostenrijk met het achtervoegsel -er.

Wil je toegang tot alle 7 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

Oostenrijker

(etym.?), (financieel) mazzeltje; iemand aan wie veel te verdienen valt: ’s Maandags was het ... boerendag. Dan kwamen de veehandelaars en dergelijke. Als er een binnenkwam die goed gelajen zat, dan noemden ze dat een Oostenrijker, ROLLMAN2 134.