Ooft
s.n., fruchten, pl.
Van Dale Uitgevers (1950)
o., fruit, inz. boomvruchten; — (spr.) één rotte appel in een mande, maakt het gave ooft te schande, één schurftig schaap steekt de gehele kudde aan.
Winkler Prins (1949)
in het algem. vruchten, rauw (ook gedroogd, gekookt of ingemaakt) als voedings- en genotmiddel gebruikt. Onrijp fruit bevat veel zetmeel, olijven bevatten veel vet, bananen veel zetmeel; hoofdbestanddeel pectine. Aetherische oliën veroorzaken het aroma, vruchtvlees en schil bevatten soms kleurstoffen. Ooftbouw heeft zich ontwikkeld sinds 2e he...
John Kooy (1933)
fruit, vruchten v. allerlei aard, rauw, of op eenigerlei wijze toebereid gegeten; het kweeken v. fruit vormt in Ned. een zeer belangrijk bedrijf, zoowel i/d open lucht (de boomgaarden en tuinen beslaan ruim 100 000 ha) als in kassen, hakken en warenhuizen (vooral druiven, i/h Westland).
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Verzamelnaam voor eetbare vruchten van houtachtige planten, zooals appel, aalbes, druif, okkernoot, citroen en dadel, en van een aantal kruidachtige planten, zooals aardbei en meloen. Door zijn zuur, suiker, zetmeel, zouten en vitaminen is o. voedzaam. Men eet het versch of verduurzaamd of verwerkt het tot wijn, sap, gelei, moes e.d. Handel. De gro...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: