Wat is de betekenis van Onzindelijk?

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onzindelijk

adj., ûnsindlik, ûnhebbich, -himmel, ûnhuer, -huerich, smoarch griemich, gruzich, grûz(el)ich; — persoon, swartseldoaze, smeardoas, drint.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onzindelijk

bn. bw. (-er, -st), 1. de zindelijkheid niet betrachtend, vuil: die huismoeder is vrij onzindelijk ; —we hielden geen honden, omdat ze zo onzindelijk zijn, hun uitwerpselen overal neerleggen; 2. bevuild, morsig : onzindelijke kleren; onzindelijke straten.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onzindelijk

bn., bw. (vuil, morsig): wat onzindelijke straten! het gaat in die huishouding onzindelijk toe.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onzindelijk

(on'zinddək) bn. en bw. morsig, vuil: een -e huismoeder; -e honden; op papier geschreven; het gaat er toe.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onzindelijk

bn. en bw. (-er, -st), 1. bevuild, morsig: onzindelijke kleren; 2. niet geneigd tot helderheid; 3. denken, troebel, met al of niet opzettelijke inmenging van logisch schijnende alogische elementen.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onzindelijk

bn. bw. (-er, -st), de zindelijkheid niet betrachtende, vuil: die huismoeder is vrij onzindelijk; we hielden geen honden, omdat ze zoo onzindelijk zijn, hunne uitwerpselen overal neerleggen; — bevuild, morsig : onzindelijke kleeren; onzindelijke straten. ONZINDELIJKHEID, v.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)