onvolmaaktheid
onvolmaaktheid - Zelfstandignaamwoord 1. het niet zonder gebreken zijn Woordherkomst afgeleid van onvolmaakt met het achtervoegsel -heid Antoniemen volmaaktheid
Wiktionary (2019)
onvolmaaktheid - Zelfstandignaamwoord 1. het niet zonder gebreken zijn Woordherkomst afgeleid van onvolmaakt met het achtervoegsel -heid Antoniemen volmaaktheid
Prof. dr. J.C. Groot (1955)
Hoewel men over onvolmaaktheid in zedelijke zin kan spreken bij ieder ontbreken van de volheid aan zedelijk goed, bedoelt men met deze term feitelijk ofwel de kleine tekortkomingen die, hoewel eigenlijk dagelijkse zonde, toch niet schuldig zijn omdat zij voortkomen uit onschuldige onnadenkendheid of onwetendheid, ofwel het bewust nalaten van het be...
Van Dale Uitgevers (1950)
v., 1. het niet-volmaakt-zijn : de onvolmaaktheid der zwakke menselijke natuur; 2. (...heden), (zedelijk) gebrek.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
In zedelijken zin wijst op een gemis aan de volheid van het zedelijk goed, zonder dat men nochtans van zonde mag spreken. In zuiver negatieven zin kan men bij ieder ontbreken eener hoogere volmaaktheid van o. spreken. Positieve o. echter zegt een derven van vereischte volmaaktheid. Men kan hieronder rekenen die vele kleinere fouten en tekortkominge...
Jozef Verschueren (1930)
v. (...heden) 1. Eig. het onvolmaakt zijn. 2. Metn. kleine niet vrijwillige overtreding van de wet Gods, of vrijwillig werk of verzuim in strijd met een raad: een onvrijwillige opwelling van gramschap is een -.
J.H. van Dale (1898)
v. het niet volmaakt zijn : de onvolmaaktheid der zwakke menschelijke natuur; (mv. ...heden), zedelijk gebrek.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: