Wat is de betekenis van onregelmatigheid?

(1920) (ook in het meerv.) (euf.) fraude. • Fraude plegen is ook niet sterk eufemisties meer: liever zegt men dat er ‘onregelmatigheden’ ontdekt zijn. (De Nieuwe Taalgids. Jaargang 14. 1920) • Fraude plegen is ook niet sterk eufemisties meer: liever zegt men dat er „onregelmatigheden" ontdekt zijn. (Het Vaderland, 26/09...

onregelmatigheid - Zelfstandignaamwoord 1. (juridisch) iets wat niet volgens de regels is gegaan (er zijn frauduleuze handelingen verricht) ♢ Er waren enkele onregelmatigheden gevonden in de aanbestedingsprocedure o.a. had de voorzitter van de commissie steekpenningen aangenomen. 2. niet gel...

Een afwijking van de juiste gang van zaken zoals geregeld in de spelregels.

v. (...heden), 1. het onregelmatig-zijn. 2. opzicht waarin iets onregelmatig is. 3. onordelijkheid, inz. met betr. tot financieel beheer: er zijn onregelmatigheden voorgekomen.

v. onregelmatigheden: allerlei onregelmatigheden of liever vervalsingen in het beheer der gemeentefinanciën.

(onregəl’ma:təcheit) v. (...heden) I.Eig. het onregelmatig zijn. II. 1. Algm. wat onregelmatig is. 2. Euf. fraude.

Adjectief: onregelmatig, regelloos, tuchteloos, wetteloos, abnormaal, abnorm, bovennormaal, paranormaal, informeel, irregulier, ongebruikelijk, zonderling, zonderbaar, bijzonder, aardig (Zn.), eigenaardig, opzichtig, vergezocht, ongewoon, ongemeen, buitengewoon, buitengemeen, extraordinair, ongehoord, nieuw, ongekend, opmerkelijk, uitmiddelp...

v. (-heden), 1. het onregelmatig-zijn; 2. fraude: er zijn onregelmatigheden voorgekomen.