Wat is de betekenis van Onomstootbaar?

2024-04-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

onomstootbaar

(bn. en bw.) onomstotelijk, onweerlegbaar. In het eengemaakte Europa zullen we er (steeds meer) mee moeten leren leven, met de aanblik van het compromis. De gemene deler leidt onomstootbaar naar het slappe niets. Iedereen te vriend houden, heeft geen uitstaans met creativiteit. - DS, 31-12-2001.

2024-04-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

onomstootbaar

Onomstotelijk, onweerlegbaar, onwrikbaar. Het is nu een onomstootbaar feit dat Ernest Claes ... als de troubadour van zijn land en zijn volk, als de portretteerder van volkstypen als de Witte, Wannes Raps, Pastoor Campens en anderen ... het troetelkind van zijn eigen volk is geworden, BONI 1948, 190. Ik kan niet aannemen dat een verzekeringsmaatsc...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onomstootbaar

bn. bw., vast staande, onwrikbaar; onomstotelijk: een geheel van feiten dat onomstootbaar schijnt; het staat onomstootbaar vast.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onomstootbaar

bn., bw. (niet omver te stoten, onwrikbaar) meestal: o n o m s t o t e l ij k.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onomstootbaar

bn. (w. g.) vast staand, onwrikbaar; onomstotelijk: een geheel van feiten en overleveringen, dat onomstootbaar schijnt.