Wat is de betekenis van onlust?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onlust

onlust - Zelfstandignaamwoord 1. gevoel van onbehagen Woordherkomst antoniem van lust met het voorvoegsel on- Antoniemen lust

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onlust

onlust - zelfstandig naamwoord uitspraak: on-lust 1. iets wat onaangenaam aanvoelt ♢ er kwam een gevoel van onlust over mij Zelfstandig naamwoord: on-lust de onlust de onlusten

2024-04-26
Encyclopedisch woordenboek van de psychologie

Piet van der Ploeg (2007)

onlust

Tegenovergestelde van lust. Zie lust- en onlustprincipe.

2024-04-26
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Onlust

een sterk onaangenaam psychosomatisch beleven. zie ook lustprincipe en affect.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onlust

m., 1. gevoel van onbehaaglijkheid, onaangenaam gevoel: lust en onlust. 2. het als onaangenaam ervaren van iets: die onlust in het leven, die niet zelden met zelfmoord eindigt. 3. (-en) iets dat onaangenaam aandoet, last, ongerief: elke statui heeft zijn eigen genoegens en onlusten. 4. (alleen in ’t mv.) woelingen, troebe...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onlust

m. in bet. 2 onlusten (1 tegenzin; lusteloosheid; naarheid, ongerief; 2 steeds in het mv. twisten, woelingen): 1 een gevoel van onlust; nu is de winter, dor en schraal, met al zijn onlust heen; 2 gesch. de onlusten tijdens het 12-jarig bestand (1609–’21).

2024-04-26
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Onlust

(psychol.), een der kwaliteiten van het gevoel. De meeste psychologen zijn van oordeel (in tegenstelling met de tridimensionale theorie van Wundt, die drie paar kwaliteiten aanneemt), dat alle gevoelens teruggebracht kunnen worden tot lust, streving naar het aangename, en onlust, afkeer van het onaangename. Het Hedonisme beweert ten onrechte, dat e...

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onlust

(’on) m. (-en) I. Eig. gevoel van onbehaaglijkheid : met iets ondernemen. - II. Metn. 1. Algm. wat onlust veroorzaakt, last, ongerief : elke stand heeft zijn genoegens en zijn -en. 2. onlusten Inz. langdurige burgertwisten : de kerkelijke -en tijdens het Twaalfjarig Bestand. Syn. ➝ beroering.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onlust

m. gevoel van onbehaaglijkheid, lusteloosheid: dit zijn de gewone kenmerken van de onlust in het leven, die niet zelden met zelfmoord eindigt; —■ tegenzin, afkeer : iets met onlust doen; — (mv. ...en), iets dat onaangenaam aandoet, last, ongerief : élke stand heeft zijn eigen genoegens en onlusten; — (alleen in ’t mee...