Wat is de betekenis van onheilig?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onheilig

onheilig - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet heilig. Woordherkomst Afgeleid van heilig met het voorvoegsel on-. Antoniemen heilig

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

onheilig

goddeloos, boos.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onheilig

adj., ûnhillich.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onheilig

bn. bw. (-er, -st), 1. ongewijd, profaan: om onderscheid te maken tussen het heilige en onheilige. 2. niet vroom, goddeloos: de onheilige volkswoede spaarde soms de gewijde plaatsen niet. 3. onrein, onkuis: met verdubbelde gloed blaakte het onheilig vuur in zijn ogen.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onheilig

bn. (1 profaan; 2 goddeloos, laag): 1 het onheilige en het heilige; 2 de onheilige woede des volks; zijn ogen blaakten van een onheilig vuur, een onreine hartstocht.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onheilig

(on'heiləch) bn. en bw. (-er, -st) 1. ongewijd, profaan : ’t -e dat het heilige onteerde. 2. goddeloos : de -e woede van het volk spaarde de heilige plaatsen niet. 3. onrein, onkuis : hij wierp haar een -e blik toe.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onheilig

bn. en bw. (-er, -st), 1. ongewijd, profaan: het heilige en onheilige; 2. goddeloos, laag: de onheilige volkswoede.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onheilig

bn. bw. (-er, -st), ongewijd, profaan : om onderscheid te maken tussen het heilige en onheilige; — niet vroom, ongodsdienstig, goddeloos : de onheilige volkswoede spaarde soms de gewijde plaatsen niet; — onrein, onkuis : met verdubbelde gloed blaakte het onheilig vuur in zijn ogen. ONHEILIGHEID, v.