ongezeglijk
niet inschikkelijk; ongehoorzaam. niet gezeglijk; niet geneigd zich iets te laten gezeggen; niet geneigd het advies of het bevel van iemand op te volgen; niet inschikkelijk; niet volgzaam; ongehoorzaam. Voorbeelden: Als kind was ik vaak ongezeglijk en dan zei ze tegen m'n moeder: "Hij hoort je wel, maar hij telt je niet.&qu...