Wat is de betekenis van ongelovig?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ongelovig

ongelovig - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet geloven, in de godsdienstige zin het niet geloven in een opperwezen. Een atheïst is ongelovig. 2. in de meer algemene zin verbaasd, kritisch, wantrouwend Hij keek met ongelovige ogen naar de goochelaar. Wo...

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ongelovig

ongelovig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-ge-lo-vig 1. wie niet in god gelooft ♢ hij is geen moslim, hij is ongelovig 2. met een gevoel dat je het niet vertrouwt ♢ met een ongelovige blik...

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ongelovig

adj., ûn-, wanleauwich.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ongelovig

bn. (-er, -st), 1. blijk gevende van ongeloof, wantrouwen: hij zag hem niet ongelovige ogen aan; een ongelovig schouderophalen; met het ongelovigste gezicht van de wereld iets vragen; — bw.: hij schudde ongelovig het hoofd; — een ongelovige Thomas, iem. die nog twijfelt aan iets dat zo goed als zeker is. 2. niet gelovend aan bep....

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ongelovig

1 bn., bw. (niet gelovende; blijk gevend van ongeloof, wantrouwen): fig. met een ongelovige glimlach; hij schudde ongelovig het hoofd; 2 ongelovige m. en v. ongelovigen (iem., die niet gelooft inz. aan een bepaalde godsdienstige waarheid): strijd tegen de ongelovigen, (bij de Christenen) de heidenen, (bij de Mohammedanen) de Christenen.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ongelovig

(ongə'lovəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. niet gelovend inz. aan de goddelijke openbaring: een man. ➝ Thomas. 2. blijk gevend van ongeloof, van wantrouwen : een -e blik, glimlach ; een gezicht zetten ; het hoofd schudden. 3. niet-kristelijk : Bonifatius werd door de -e Friezen overvallen. 4. niet-muzelman: de Arabieren scholden hem voor -e hon...

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ongelovig

bn. (-er, -st), blijkgevend van ongeloof, wantrouwen: hij zag hem met ongelovige ogen aan; een ongelovige Thomas (naar Joh.20,25), iemand die nog twijfelt aan iets dat zo goed als zeker is.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)