onbestaanbaar
(1990) (inf.) niet te geloven. • Er zijn wachtlijsten voor volwassenenonderwijs. Dat is de zwakste groep die bereid is om weer te gaan leren. Die moet wachten! Dat is toch onbestaanbaar, maar het bestaat. (Trouw, 04/04/1990) • Als dossiers van Evenhuis en Meppelink inderdaad zijn verdwenen, dan is dat toch onbestaanbaar. Dat lijkt me fra...