Wat is de betekenis van onbeperkt?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onbeperkt

onbeperkt - Bijvoeglijk naamwoord 1. vrij doordat er geen beperkingen zijn Woordherkomst Afgeleid van beperkt met het voorvoegsel on- Synoniemen onbegrensd, oneindig Antoniemen beperkt Verwante begrippen onbegrensdheid, oneindigheid

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onbeperkt

onbeperkt - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-be-perkt 1. door niets of niemand beperkt of gehinderd ♢ je hebt daar een onbeperkt uitzicht over de vallei 2. zonder grenzen ♢ het heelal is onbe...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onbeperkt

adj. & adv., ûnbiheind, -bigrinzge.

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onbeperkt

bn. bw. (-er, -st), 1. niet binnen grenzen besloten, onbegrensd, onmetelijk: het on'beperkt heelal; 2. onbelemmerd, onbedwongen, vrij: een on'beperkte stroom-, een on'beperkt uitzicht; 3. (fig.) onbegrensd, onbepaald, buitengewoon: een on'beperkte vrijheid genieten; on'beperkte volmacht, genegenheid; on'...

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onbeperkt

bn., bw. (onbegrensd, onbepaald): een onbeperkte macht, het onbeperktst vertrouwen.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onbeperkt

(onbə’perkt) bn. en bw, (-er, -st) 1. onbegrensd: -e volmacht 2. volkomen: een vertrouwen.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onbeperkt

(het accent wisselt), bn. en bw. (-er, -st), 1. niet binnen grenzen besloten, onbegrensd, onmetelijk: het on’beperkt heelal; 2. onbelemmerd, vrij: een on'beperkte stroom: een on'beperkt uitzicht; (fig.) onbegrensd, onbepaald, buitengewoon: een on'beperkte vrijheid genieten; on'beperkte volmacht; de onbeperkte duikbootoor...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onbeperkt

bn. bw. (-er, -st), niet binnen grenzen besloten, onbegrensd, onmetelijk: het onbeperkt heelal; — onbelemmerd, onbedwongen, vrij : een onbeperkte stroom; een onbeperkt uitzicht; — (fig.) onbegrensd, onbepaald, buitengewoon groot: gij hebt mij onbeperkte vrijheid gegeven over mijne daden; — onbeperkte volmacht, onbepaalde volmach...