Wat is de betekenis van omstander?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omstander

omstander - Zelfstandignaamwoord 1. toeschouwer, getuige De omstander schoot te hulp toen de spoorbomen dichtgingen en wist de man en de hond net op tijd weg te halen.

2024-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

omstander

omstander - zelfstandig naamwoord uitspraak: om-stan-der 1. iemand die ergens omheen of bij staat ♢ de omstanders verhinderden dat de politie erdoor kon Zelfstandig naamwoord: om-stan-der de omstander ...

2024-04-30
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

omstander

toeskouer.

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Omstander

s., omsteander, -stanner.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omstander

m. (-s), (gewoonlijk in ’t mv.) de om iem. of iets verzamelde menigte, het omstaande volk: bij deze grap begonnen alle omstanders te lachen.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omstander

m. (iem., uit de ergens omheenstaande menigte, toeschouwer)] inz. mv. omstanders: de omstanders lachten; een der omstanders.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omstander

m. (-s) meestal mv. iemand van de omstaande menigte: de -s begonnen te schreeuwen.

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

omstander

m. (-s), (gewoonlijk in het mv.) de om iemand of iets verzamelde menigte, het omstaande volk: bij deze grap begonnen alle omstanders te lachen.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)