Wat is de betekenis van omstaander?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omstaander

m. (-s), (niet alg.) omstander.

2025-07-15
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

omstaander

omstander, toeschouwer In volle daglicht schoten ze meer dan vijftig kogels in het rond. Een omstaander werd gedood, een politieman werd gewond afgevoerd. (De Standaard) Belgisch-Nederlandse Standaardtaal Gangbaarheid: 4 Vlaamsheid: 6

2025-07-15
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

omstaander

(de, -s) omstander. Een derde omstaander greep de loop vast en dwong die naar boven. DM, 15-07-2002.

2025-07-15
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

omstaander

Inz. in ’t mv.: iem. uit de om iem. of iets verzamelde menigte: omstander, toeschouwer. Dan brak de spanning in Ann, en zij barstte in schreien los en duwde wild snikkend de omstaanders op zij, BERKHOF 1962, 116. De Tourbaas dacht dat hij het in Keulen hoorde donderen. De omstaanders eveneens, Gentenaar 11/7/1977.