Wat is de betekenis van omnipracticus?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omnipracticus

omnipracticus - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) huisarts Woordherkomst afgeleid van practicus met het voorvoegsel omni-

2024-04-26
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

omnipracticus

huisarts (formeel) Albert Rocher (66) is een geboren Antwerpenaar, die sinds jaar en dag in Knokke woont. Hij behaalde de graad van omnipracticus in 1967. Hij vervolmaakte zich in de chirurgie, met de duidelijke bedoeling zich toe te spitsen op hart en bloedvaten die op dat ogenblik nog geen aparte specialiteit vormden. Hij ging d...

2024-04-26
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

omnipracticus

Zie (ook) huisarts

2024-04-26
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

omnipracticus

(de, -practici) arts die algemene geneeskunde beoefent, huisarts.

2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

omnipracticus

Ter aand. van een niet gespecialiseerd arts: huisarts. omnium m. en o. -s (ook als bijw.) (<fr.). All-risk verzekering (inz. voor voertuigen); - ook als bijw., in de verb. (een auto e.d.) omnium verzekeren, allrisk verzekeren. Transeurop een omnium op de veiligheid van uw wagen, Koerier (ed. Hasselt) 18/8/1976, p. 1. Als i...

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)