omnipracticus
omnipracticus - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) huisarts Woordherkomst afgeleid van practicus met het voorvoegsel omni-
Wiktionary (2019)
omnipracticus - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) huisarts Woordherkomst afgeleid van practicus met het voorvoegsel omni-
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
huisarts (formeel) Albert Rocher (66) is een geboren Antwerpenaar, die sinds jaar en dag in Knokke woont. Hij behaalde de graad van omnipracticus in 1967. Hij vervolmaakte zich in de chirurgie, met de duidelijke bedoeling zich toe te spitsen op hart en bloedvaten die op dat ogenblik nog geen aparte specialiteit vormden. Hij ging d...
Walter De Clerck (1981)
Ter aand. van een niet gespecialiseerd arts: huisarts. omnium m. en o. -s (ook als bijw.) (<fr.). All-risk verzekering (inz. voor voertuigen); - ook als bijw., in de verb. (een auto e.d.) omnium verzekeren, allrisk verzekeren. Transeurop een omnium op de veiligheid van uw wagen, Koerier (ed. Hasselt) 18/8/1976, p. 1. Als i...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: