Wat is de betekenis van omkomen?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omkomen

omkomen - Werkwoord 1. ergatief bij een gebeurtenis het leven laten Hij kwam om bij dat auto-ongeluk. Woordherkomst samenstelling van om(bijwoord) en komen(werkwoord) Synoniemen verongelukken

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

omkomen

omkomen - onregelmatig werkwoord uitspraak: om-ko-men 1. om het leven komen ♢ hij is omgekomen bij een brand Onregelmatig werkwoord: om-ko-men ik kom om (... ik omkom) jij/u komt...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Omkomen

v., omkomme, deakomme; (door verwaarlozing), forkomme, fortoarkje, fortutearzje; — van dorst, forgean fan ’e toarst.

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omkomen

(kwam om, is omgekomen), 1. om iets heen komen, langs de omtrek van iets naderen: hij zag hem juist de hoek omkomen; 2. (veroud.) van middelen: toereiken, voldoende zijn; 3. verstrijken, ten einde komen, van een tijdruimte die iem. lang valt: twee uren wachten! hoe komt die tijd nog om! 4. om het leven komen, het leven verlieze...

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omkomen

kwam om, i. omgekomen (1om het leven komen: het leven verliezen [door een ongeluk, gebrek enz.]; 2 rondkomen, genoeg hebben aan; 3 doorbrengen): 1. bij een brand, bij een schipbreuk omkomen; 2 hij kan met zijn salaris niet omkomen; 3 hoe moet ik die tijd omkomen?

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omkomen

('om) (kwam om, is omgekomen) 1. om iets heen komen: hij kwam juist de kerk om. 2. verstrijken: hoe komt die tijd nog om? 3. toereikend zijn: dat schrale traktementje komt maar amper om. 4. genoeg hebben aan, rondkomen: daar kan hij niet mee -. 5. om het leven komen, het leven verliezen: bij een brand, in een schipbreuk -; van gebrek, hong...

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

omkomen

(kwam om, is omgekomen), 1. om iets heen komen, langs de omtrek van iets naderen: hij zag hem juist de hoek —; 2. verstrijken, van een tijdruimte die iemand lang valt: twee uren wachten! hoe komt die tijd om!; 3. om het leven komen, het leven verliezen (door een ongeval); bij een brand —.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)