omhangen
omhangen - Werkwoord 1. (ov) om het lichaam of een lichaamsdeel hangen 2. (ov) omgeven met iets dat hangt omhangen - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van omhangen Woordherkomst voltooid deelwoord van omhangen
Wiktionary (2019)
omhangen - Werkwoord 1. (ov) om het lichaam of een lichaamsdeel hangen 2. (ov) omgeven met iets dat hangt omhangen - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van omhangen Woordherkomst voltooid deelwoord van omhangen
Muiswerk Educatief (2017)
omhangen - onregelmatig werkwoord uitspraak: om-han-gen 1. om je nek doen ♢ hij heeft de ketting bij mij omgehangen Onregelmatig werkwoord: om-han-gen ik hang om (... ik omhang) j...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., omhingje; (niets uitvoeren), omhingje, omhingelje, -longerje, -jonkerje, -honk(el)je, -wilewaelje, -stippe.
Jozef Verschueren (1930)
1. ('om) (hing om, heeft omgehangen) om het lijf hangen: zijn mantel -. ➝ huik. 2. ('hangən) (omhing, heeft omhangen) omgeven: met een mantel, met luister -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(omhing, heeft omhangen), omgeven met iets dat hangt: zij was met goud (fig.) met luister —.
J.H. van Dale (1898)
omhangen, (hing om, heeft omgehangen), (w. g.) om het lijf hangen : een ruime mantel hing hem los om; — nu eens hier, dan daar gaan staan of zitten, inz. in eene lustelooze leunende of slappe houding; — waar hangt hij nu weer om ? waar zou hij nu weer zijn ?; — een ander of zichzelf om het lijf hangen : ik zal even mijn sjaal om...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: