Wat is de betekenis van Om een haverstroo?

2024-04-30
Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Om een haverstroo

D.w.z. om eene kleinigheid, eene nietigheid, eene beuzeling; eig. om het stroo of kaf van uitgedorschte haver. Sedert de middeleeuwen is het woord in dezen zin bekend, blijkens Ovl. Lied. en Ged. 122, vs. 18: Wine achtens jo een averstroo. Zie De Jager, Latere Versch. 89; Sartorius I, 4, 6; Bredero, Sp. Brab. 1296; Spaan, 114; 158; 229; Sewel, 320;...

2024-04-30
Nederduitsche spreekwoorden

Carolus Tuinman (1726)

Om een haverstroo

Dat is, om een geringe en niets waardige saak, hoedaanig een haverstroo is. In dien zin vind men stroo in meer spreekwoorden, b. v. Hy kan niet een stroo in stukken byten. Hy zou over een stroo vallen. Ymand niet een stroo in den weg leggen. Dus moet men een steen uit den weg leggen, op dat ’er niemand over en valle.