oets
(1993) (Den Bosch) dwaas, onnozel persoon. Vgl. oetlul*. • (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 1993)
Marc De Coster (2020-2024)
(1993) (Den Bosch) dwaas, onnozel persoon. Vgl. oetlul*. • (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek. 1993)
Wiktionary (2019)
oets - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oetsen ♢ Ik oets 2. gebiedende wijs van oetsen ♢ oets! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oetsen ♢ oets je?
Getty Research Institute (1990)
oets - Getrokken tweewielig voertuig voor het vervoer van pas gevelde bomen en andere lange voorwerpen. Het heeft bovenmaats grote wielen.
Pieter Scheen (1980)
Pieter; ged. Amsterdam 8 mei 1720, begr. Amsterdam 20 maart 1780. Werkzaam in Zeeland, Rotterdam en Amsterdam (1766-1790). Kunsthandelaar, tevens portretschilder, tekende meestal crayonportretten; heeft ook gegraveerd.AMSTERDAM -Rijksmuseum: portret van een raadspensionaris (ovaal), RAALTE -Huize Schoonheden: enige familieportretten. Imm...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: