Wat is de betekenis van oetsen?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

oetsen

(1897) (Barg.) bedriegen; beetnemen; in de luren leggen. In de uitdrukking 'Oets me togus!' Je kunt me de pot op! Volgens Endt (Bargoens Woordenboek) van het Poolse woord ‘uciecha’ (amusement; in de betekenisontwikkeling: ten koste van anderen), via Jiddisch en Duits 'uzen' (foppen). • Oets, (joodsch-dialect) beetnemerij, iemand `o...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

oetsen

oetsen - Werkwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) foppen, voor de gek houden, beetnemen, bedriegen Woordherkomst Herkomst: Jiddisj

2024-03-29
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

oetsen

beetnemen, bedriegen In 1897 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1921 door J.G.M. Moormann opgetekend uit de mond van een paardenhandelaar uit Limburg. E.G. van Bolhuis vermeldt het in 1937 in De Gabbertaal zowel als oetsen (‘beetnemen, bedriegen’) als in de (ongewone) vorm uitoetzen (‘afzetten’). Als voorbe...

2024-03-29
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

oetsen

Foppen, erin slagen de tegenpartij te misleiden.

2024-03-29
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Oetsen

foppen, beetnemen; bedriegen; in de ongunstige betekenis overgegaan in de Nederlandse volkstaal; Nieuwhoogduits uzen.

2024-03-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Oetsen

(Barg.) bedriegen

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oetsen

(oetste, heeft geoetst), (Barg.) beetnemen, bedriegen.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

oetsen

oetste, h. geoetst (Jiddisch: bedriegen, foppen): oets jij mijn ...., oets ik jou.