nummertje
nummertje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord nummer
Wiktionary (2019)
nummertje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord nummer
Marc De Coster (2017)
Nummertje - euf. voor coïtus. Eig. een circusnummer. Ook in de uitdr. een nummertje maken. Vgl. Du. eine Nummer bauwen, drehen, machen. Nummertje naakt: uit de kleren gaan. Nummertje Frans: fellatio. De ouderwetse, degelijke, bonafide raam-hoer vraagt als binnenkomertje doorgaans vijftig gulden. De klant die haar vraagt wat zij voor de prijs doet,...
Hans Heestermans (1977)
nummertje - eufem. voor een coïtus; gedacht wordt aan een circusnummer, ook in de verb. een nummertje maken, coïre. ‘Ouwe Charley is geen mannetje voor één nummertje,’ schepte hij op. ‘Ik blijf de hele nacht door neuken, zus. Ik kan nog wel zes rondes mee.'L. 99 [1967]. Om alleen 'n nummer te make...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-s), m.n. nummerplaatje, penning e.d.; als programmadeel zonder gedachte aan volgorde: ook een nummertje ten beste geven; (plat) een nummertje maken, neuken.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: