Wat is de betekenis van Nulliteit?

2024-04-26
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

nulliteit

UIT: Mislukt huwelijk (Frits Abrahams, NRC Handelsblad, 19 februari 2010) CONTEXT: "Niet prematuur", zegt Bos, en hij verwijdert zich, de koontjes rood van inspanning, van het spreekgestoelte als een soldaat in Uruzgan die zijn jeep rakelings langs een bermbom moet manoeuvreren. "Wel prematuur", zegt Balkenende, terwijl hij doe...

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Nulliteit

[MLat. nullitas = ongeldigheid] nietigheid; onbeduidend persoon, nulmeridiaan lengtecirkel waarbij men begint te tellen bij bepalen van geogr. lengte, nuloptie voorstel om geen nieuwe NAVO-kernwapens te plaatsen in ruil voor vermindering van Russ. atoomwapens.

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Nulliteit

ongeldigheid; onbeduidend persoon

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Nulliteit

nietigheid, ongeldigheid; iemand die niet meetelt

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nulliteit

(<Fr.), v., 1. nietigheid, ongeldigheid; 2. (-en), mens zonder kennis, zonder waarde.

2024-04-26
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

nulliteit

v. 1 nietigheid, ongeldigheid; 2 onbeduidende persoonlijkheid, nul van een vent.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nulliteit

v. nulliteiten (Fr. nietigheid; ook: onnozele bloed; onbeduidend mens).

2024-04-26
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

nulliteit

v. nietigheid; onbeduidende persoonlijkheid.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

nulliteit

(nulli'teit) v. (-en) iets of iemand van geen waarde nl. 1. nietigheid, ongeldigheid. 2. persoon zonder waarde, nieteling(e).