Wat is de betekenis van notabele?

2024-04-27
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

notabele

iemand van aanzien. iemand van aanzien; iemand die behoort tot degenen die in een land, stad, dorp e.d. van aanzien zijn door hun beroep of functie, soms ook door hun afkomst, kennis of ervaring; invloedrijk persoon. Vaak in het meervoud gebruikt. Voorbeelden: Op deze lijst, opgemaakt in 1753, figureren ruim zestig personen, v...

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

notabele

notabele - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die door bijvoorbeeld beroep, ambt, kennis, macht of afkomst invloedrijk is in een bepaalde plaats Of het ook een nieuw gegeven is, mannen op hakken? Absoluut niet. Al op muurschilderingen uit het oude Egypte werden hoge hakken gespot aan de voeten van Egyptische ...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

notabele

notabele - zelfstandig naamwoord uitspraak: no-ta-be-le 1. voornaam persoon ♢ de burgemeester hoort bij de notabelen van de stad Zelfstandig naamwoord: no-ta-be-le de notabele de notabel...

2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Notabele

[Fr. notable, van Lat. notabilis = in het oog vallend, uitstékend] voorname burger van een plaats.

2024-04-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Notabele

voornaam persoon

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Notabele

m. (-n), voornaam persoon; — de notabelen (van een stad of dorp) de aanzienlijken, de voornaamste burgers; — (Herv. Kerk; het college van notabelen, voornaamste leden v. e. gemeente die de kerkvoogden kiezen en met deze bestuursfuncties uitoefenen.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

notabele

m. en v. (-n) aanzienlijk, voornaam burger: de -n van een stad.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

notabele

v./m. (-n), 1. voornaam persoon, lid van de bovenlaag van een volksgemeenschap; de notabelen van een stad of dorp, de aanzienlijken, de voornaamste burgers; 2. (Ned. Hervormde Kerk) de notabelen, door de gemeente aangewezen personen die de kerkvoogdij bijstaan, o.m. betreffende de verwerving van gelden en het indienen van een voordracht bij de keu...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Notabele

m. (-n), aanzienlijke, een der voornaamste burgers; (Herv. kerk) de notabelen, het college van notabelen.