netelig
netelig - Bijvoeglijk naamwoord 1. moeilijk, hachelijk, pijnlijk, heikel ♢ Het wangedrag van de kroonprins bleef een netelige kwestie in de buitenlandse verhoudingen. Woordherkomst afgeleid van netel met het achtervoegsel -ig
Wiktionary (2019)
netelig - Bijvoeglijk naamwoord 1. moeilijk, hachelijk, pijnlijk, heikel ♢ Het wangedrag van de kroonprins bleef een netelige kwestie in de buitenlandse verhoudingen. Woordherkomst afgeleid van netel met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
netelig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ne-te-lig 1. moeilijk of lastig ♢ we waren in een netelige situatie terechtgekomen Bijvoeglijk naamwoord: ne-te-lig ... is neteliger dan ... he...
Dr. E. Schröder (1980)
Verwantschap tussen netelig en brandnetel ligt voor de hand. Tot de netelachtigen behoren allerlei planten, onder andere de hennep. Uit de bastvezels daarvan maakte men vroeger neteldoek. De aandoening die men netelroos noemt, kenmerkt zich door jeuk, evenals de prik van de brandnetel. De eerste betekenis van netelig is dan ook: geprikkeld wordend...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), 1. lichtgeraakt, korzelig, grillig: een netelig mens; een netelig karakter hebben; 2. moeilijk, hachelijk, bedenkelijk: een netelige zaak; hij verkeert in netelige omstandigheden.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (1 van personen: lichtgeraakt, korzelig, grimmig; 2 van zaken: lastig, moeilijk, bedenkelijk, hachelijk): 1. een netelig mens; 2. een netelig geval, een netelige toestand; het ziet er daar netelig uit.
Jozef Verschueren (1930)
(‘ne:təlach) bn. en bw. (-er, -st) 1. lastig, moeilijk : een -e omstandigheid, toestand, zaak; een geval, vraagstuk; dat ziet er uit. Syn. → distəlig. 2. prikkelbaar, lichtgeraakt : -e twistzoekers; een humeur, karakter; in -e stemming; een -e samenspraak.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: