Wat is de betekenis van Natural?

2024-04-30
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

natural

(zelfstandig naamwoord) [alg.] natuurtalent - Geef haar een nieuw instrument en binnen een dag kan ze het bespelen, een natuurtalent.

2024-04-30
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

natural

I. natuurlijk; aangeboren; menselijk; zonder voortekening; natuur-; it does not come natural to him, het gaat hem niet natuurlijk af; II. 1. noot zonder voorteken; herstellingsteken; witte toets; 2. idioot.

2024-04-30
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

natural

natuurlijk, niet kunstmatig, niet ziekelijk.

2024-04-30
Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Natural

adj. natuurlijk; natural (de), geboren (te), geboortig (uit); naïef, ongekunsteld; m. aard, natuur; natural (de), iemand die geboortig is (uit); instinct; al natural, naar de natuur, ongekunsteld.