Wat is de betekenis van nattigheid?

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nattigheid

v., 1. het nattig-zijn, vochtigheid: de nattigheid van de grond; 2. nat, vocht: er valt nattigheid; — (zegsw.) nattigheid voelen, bespeuren dat er iets niet in de haak is, of dat de toestand hachelijk begint te worden.

2025-07-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nattigheid

nattigheid - Zelfstandignaamwoord 1. het vochtig zijn van iets m.n. grond, lucht, weer en jaar getijde „De winter was zacht en het voorjaar nat”, zegt Sylvia van Leeuwen. Van Leeuwen is secretaris van de Nederlandse Malacologische Vereniging. „Dat maakte 2016 een goed jaar voor naaktslakken, die van schaduw...

2025-07-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nattigheid

s., wietigens, wiet(t)ichheit.

2025-07-14
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-07-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nattigheid

v. (het nattig zijn; iets, dat nattig, vochtig is): zegsw. hij voelt nattigheid, hij merkt gevaar.

2025-07-14
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

nattigheid

v. het nattig zijn : hij voelt -, ook Fig. de zaak wordt hachelijk.

2025-07-14
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

nattigheid

v., 1. het nattig zijn, vochtigheid: de van de grond; 2. nat, vocht: er valt nattigheid; (zegsw.) voelen, merken dat er iets niet in de haak is, of dat de toestand hachelijk begint te worden.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)