Wat is de betekenis van Nagelkruid?

2024-04-29
Bierwoordenboek

Bierwoordenboek.nl (2017)

Nagelkruid

Geel nagelkruid of normaal nagelkruid is in de Benelux een vrij algemeen voorkomende kruidachtige plant van 30 tot 70 cm hoog. Het maakt deel uit van de rozenfamilie en heeft gele bloemetjes. De bitterstof, etherische olie, -hars en vitamine C houdende plant werd/wordt in de volksgeneeskunde gebruikt als zweetdrijvend middel en om zijn adstringeren...

2024-04-29
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

NAGELKRUID

(Géum urbanum). Overblijvende kruidachtige plant, behorend tot de familie der roosachtigen. Heeft gele bloempjes en borstelige vruchtjes, die gemakkelijk in kleding of dierenhuiden blijven hangen. Deze plant is kenmerkend voor struwelen en bossen op voedselrijke grond. Komt in Zeeland minder voor dan in bijv. het rivierengebied. Echte...

2024-04-29
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

NAGELKRUID

(Fr.: nagelkrûd). Overal algemeen op beschaduwde plaatsen. Oranje N. is vroeger gevonden.

2024-04-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Nagelkruid

Veel toegepaste sierplant voor de tuin : laag, met vrij hoge stengels en gele, oranje of rode bloemen (z. Geum).

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nagelkruid

s.n., nagelkrûd (it); knikkend —, oranje nagelkrûd (it).

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nagelkruid

o., 1. plantengeslacht van de familie der roosachtigen, waarvan in Nederland twee soorten in ’t wild worden aangetroffen: het gewone nagelkruid en het knikkende nagelkruid (Geum urbanum en G. rivale); 2. penningkruid, rondbladige wederik, egelkruid; groot nagelkruid, langharig havikskruid, muizenoor.

2024-04-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Nagelkruid

(Geum), plantengeslacht behorende tot de Rozenfam.* Bloemen rechtopstaand, geel, bossen en hagen. Nagelkruid (G. urbanum). Ook gekweekt met oranje bloemen, die overhangen.

2024-04-29
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

NAGELKRUID

(Geum L.), plantengeslacht uit de familie der Rosaceeën met 36 soorten, overblijvende kruiden met afgebroken liervormig- (de bovenste meest 3-tallig) gevinde bladeren en alleen of in tuilen staande bloemen met een bijkelk en een schotelvormige bloembodem met op de rand 5 kelk- en kroonbladen en veel meeldraden en op een convex mi...

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nagelkruid

o. (naam v. verschillende planten o.a. v. h. geslacht geum; ook: een soort wederik; soort havikskruid; Z.-N. sering).