Wat is de betekenis van nadoen?

nadoen - Werkwoord 1. (ov) doen wat iemand anders doet Woordherkomst samenstelling van na(bijwoord) en doen(werkwoord) Synoniemen imiteren na-apen Antoniemen voordoen

nadoen - onregelmatig werkwoord uitspraak: na-doen 1. iets hetzelfde doen als iemand anders ♢ hij kan heel goed de paus nadoen Onregelmatig werkwoord: na-doen ik doe na (... ik nadoe) ...

nagedoen, navolg, iets net so doen soos ‘n ander dit gedoen het.

v., neidwaen, neibauwe, neibeare.

...

(deed na, heeft nagedaan), 1. (iets) doen naar het voorbeeld van een ander, inz. iets waartoe flinkheid, kracht, behendigheid enz. wordt vereist: dat kun je mij niet nadoen; 2. (iem.) in stem of gebaren nabootsen: foei, jongen, je mag geen gebrekkige mensen nadoen.

deed na, h. nagedaan (dal doen, wat een ander heeft voorgedaan inz. in toepassing op iets, dat flinkheid, kracht enz. eist): doe mij dat eens na!

('na:) (deed, deden na; heeft nagedaan) doen wat een ander heeft voorgedaan inz. in toepassing op iets waartoe flinkheid vereist wordt: dat kunststuk zal hem niemand -. Syn. ➝ naäpen. Tgst. voordoen.

(deed na, heeft nagedaan), (iets) doen naar het voorbeeld van een ander, m.n. iets waartoe flinkheid, kracht, behendigheid enz. worden vereist: dat kun je mij niet nadoen; (iemand) in stem of gebaren nabootsen.