Wat is de betekenis van MEIBOOM?

2024-04-28
Lexicon van het bijgeloof

Walter Gerlach (2000)

Meiboom

Om in het kaarsvormige, met veelkleurige slingers versierde voorwerp dat op de eerste mei op het dorpsplein prijkt, een fallussymbool te zien, vergt niet zoveel van de fantasie. Volgens Wilhelm Mannhardt (Waldund Feldkulte, Berlijn, 1904/5) is het eerste bericht over een dorp met een meiboom, in Midden-Europa, uit het j aar 1225 afkomstig. H...

2024-04-28
Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Meiboom

zie Pinksteren, Richten.

2024-04-28
Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

MEIBOOM

aan de meiboom wordt vruchtbaarheidskracht toebedacht: wordt op huizen in aanbouw geplaatst als het hoogste punt is bereikt. De boom wordt dan versierd met papieren bloemen en kransen. De bouwvakkers worden getracteerd op bier of krijgen biergeld.

2024-04-28
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

MEIBOOM

Het eerst in Frl. vermeld 1564-65: personen beboet wegens het halen van een M. uit Veenklooster. Inw. van Achtkarspelen worden 1569-70 gestraft wegens het planten van M.en in Surhuizum en Buitenpost. Een plakkaat van 1580 stelt nog eens strafbaar ‘op den eersten May, ofte naevolgende nachten eenige Meyboomen te planten, oft eenichzynts nachtl...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Meiboom

s., maeibeam.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Meiboom

m. (...bomen), 1. boom omstreeks 1 Mei uit het bos gehaald, die, met linten en kransen versierd, het middelpunt vormt van allerlei volksvermaken. 2. groene tak die men op een nieuw gebouw plaatst, wanneer het gebint klaar is.

2024-04-28
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Meiboom

boom die in het voorjaar (1 Mei óf iets later) wordt opgericht als symbool van het nieuwontwakende leven; gebruik over geheel Europa verbreid, ook in andere werelddelen.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

meiboom

m. -bomen; 1. opgesierde, afgezaagde berk, den of beuk, op de dorpen geplant, o.a. de 1ste Zondag in Mei, (Brussel in Aug.), als middelpunt der feestelijkheden: de meiboom wordt geplant, gesierd met groene kransen; 2. groene tak op een huis, dat onder de kap of ander dak is gekomen; de meiboom staat op de kap.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

meiboom

('mei) m. (...bomen) 1. boom die uit het bos wordt gehaald omstreeks 1 mei en die met kransen, linten en wimpels versierd, voor iemands huis, inz. van een geliefde ter huldiging wordt geplant. 2. Uitbr. a. dergelijke boom bij andere feestelijke gelegenheden gebruikt, b. lovertak op een nieuw gebouw : destaat op het huis.